Geen btw-aftrek voor beleggingsactiviteiten van universiteit

8 juli 2019
hamer rechter

Op 3 juli 2019 heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ’) uitspraak gedaan in de zaak University of Cambridge (C316/18). Deze zaak draait om het btw-aftrekrecht van een universiteit die giften en donaties verzamelt en vervolgens belegt om met de opbrengsten hieruit een deel van haar bedrijfsactiviteiten te financieren. Het HvJ heeft beslist dat het ophalen van giften en donaties door de universiteit en het beleggen ervan niet-economische activiteiten zijn. De btw betaald op de rechtstreeks daarmee verband houdende kosten is volgens het HvJ daarom niet aftrekbaar.

Deze uitspraak is actueel en niet alleen van belang voor non-profitorganisaties. Ook bedrijven met een winstoogmerk zoeken steeds vaker naar alternatieven om hun economisch-maatschappelijke activiteiten te financieren. Dit kan bijvoorbeeld gaan om fundraising uit ideële overwegingen dan wel in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen, of het inzamelen en beleggen van gelden (donaties, giften, andere bijdragen) om de economische activiteiten te versterken. Ook voor deze ondernemers heeft dit arrest mogelijk gevolgen.

1. Beslissing HvJ

De University of Cambridge (‘universiteit’) is een onderwijsinstelling zonder winstoogmerk die naast het verstrekken van btw-vrijgesteld onderwijs ook btw-belaste handelingen verricht, zoals commercieel onderzoek, verkoop van publicaties en adviesverlening. De universiteit financiert haar activiteiten deels met giften en donaties, die eerst worden ondergebracht in een fonds en vervolgens worden belegd. De btw op kosten voor het beheer van het fonds wenst de universiteit deels in aftrek te brengen, maar dit verzoek wordt door de Engelse belastingdienst afgewezen.

Het HvJ stelt allereerst vast of de ontvangst van giften en het beleggen ervan economische activiteiten vormen. Dit is volgens het HvJ niet het geval. De universiteit stelt zich bij de inzameling en belegging van giften op als particuliere belegger en niet als btw-ondernemer. In die omstandigheden vormt de ontvangst van giften een niet-economische activiteit. Het HvJ merkt vervolgens de belegging van die giften eveneens aan als niet-economische activiteit, omdat die de voortzetting vormt van de inzameling van de gelden. De kosten die met de beleggingsactiviteiten verband houden, zijn volgens het HvJ niet opgenomen in de prijs van de door de universiteit geleverde goederen en diensten en evenmin in de activiteiten van de universiteit als geheel. Dit brengt het HvJ tot het oordeel dat de btw op het beheer van het fonds hoe dan ook niet aftrekbaar is.

2. Nadere analyse beslissing HvJ

Het HvJ neemt in zijn overwegingen vrij snel aan dat het verzamelen en beleggen van gelden als niet-economische activiteiten van de universiteit dienen te worden aangemerkt. Mogelijk is dit ingegeven door de kwalificatie die de verwijzende rechter reeds aan deze activiteiten had toegekend. Met die vaststelling wordt het verband tussen het ophalen en beleggen van giften en de reguliere belastbare bedrijfsactiviteiten van de universiteit op voorhand verbroken. Ook komt in de zaak niet aan de orde of de beleggingsactiviteiten als bedrijfsmatige handel in effecten een zelfstandige economische activiteit vormen. In een reeks eerdere zaken heeft het HvJ wel gedeeltelijke btw-aftrek toegestaan in situaties waarbij via aandelentransacties kapitaal werd opgehaald, eveneens met het oogmerk om de algemene bedrijfsactiviteiten te financieren. Ook in die zaken was bij het ophalen van kapitaal sprake van handelingen die buiten de reikwijdte van de btw vielen, maar kwam het HvJ niettemin tot het oordeel dat de aandelentransacties in voldoende mate verband hielden met de algehele bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige.

Naar onze mening is dat in de zaak van de University of Cambridge niet heel wezenlijk anders. De opbrengsten uit de beleggingen van het fonds komen immers volledig ten goede aan de algehele bedrijfsactiviteiten van de universiteit. Er is geen sprake van het uitkeren van beleggingsopbrengsten aan private investeerders. Het toepassen van een ‘doorkijkbenadering’ (naar de economische activiteiten) was daarom naar onze mening in deze situatie zeker denkbaar geweest, met als gevolg een pro rata btw-aftrekrecht. In die zin vinden wij de einduitkomst in deze zaak toch wel onbevredigend.

Het arrest heeft mogelijk ook impact voor ondernemers met een winstoogmerk die gelden ophalen (bijvoorbeeld via fundraising), of die overtollige liquiditeiten investeren of beleggen. Afhankelijk van de wijze waarop deze investeringen zijn gestructureerd (aandelen, vastgoed, obligaties, etc.), is de btw op de daarmee gemoeide kosten al dan niet aftrekbaar.

3. Impact Nederlandse praktijk?

In Nederland is in een beleidsbesluit vastgelegd dat economische en in beginsel niet-economische handelingen van een ondernemer zo nauw met elkaar verbonden of wederzijds van elkaar afhankelijk kunnen zijn dat bij elkaar genomen alleen sprake is van economische handelingen.

De niet-economische handelingen worden dan voor de btw-heffing niet als zelfstandige handelingen in aanmerking genomen. Als sprake is van dit nauwe verband, heeft een ondernemer voor deze niet-economische handelingen – die voor de btw-heffing dan buiten beschouwing blijven – recht op btw-aftrek voor zover de economische handelingen zijn aan te merken als btw-belaste handelingen. Dat betekent in de praktijk dat een dergelijke ondernemer recht heeft op pro rata btw-aftrek conform zijn normale bedrijfsactiviteiten. Deze benadering is Europeesrechtelijk ook mogelijk bij toepassing van de zogenoemde verlengstukgedachte.

In de Nederlandse praktijk is dus op grond van het beleidsbesluit van belang te beoordelen of het ophalen en beleggen van gelden zelfstandige activiteiten vormen of dat deze zo nauw samenhangen met de economische activiteiten van een ondernemer dat ze daarin opgaan.

4. Wat kunt u nu doen?

De uitspraak van het HvJ in de zaak University of Cambridge kan mogelijk gevolgen hebben voor non-profitorganisaties, maar ook voor bedrijven die zich bezighouden met fundraising en andere vormen van financieren en beleggen. Wij raden daarom aan om in die gevallen het btw-aftrekrecht nader te bezien.

Mocht in de praktijk blijken dat bij het innen en beleggen van giften of andere gelden inderdaad sprake is van een beperkt btw-aftrekrecht, dan zijn er mogelijk nog andere opties om de btw-druk te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden is het bijvoorbeeld toegestaan dat de beheerder van een fonds een btw-vrijstelling toepast op zijn diensten.

Uiteraard kunnen de adviseurs van de Indirect Tax Group van Meijburg & Co u helpen bij het in kaart brengen van de mogelijke fiscale gevolgen van dit arrest. Neemt u gerust contact op met een van hen of met uw gebruikelijke adviseur.

© 2024 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.