Definitieve wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 gepubliceerd

21 mei 2025
Definitieve wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 gepubliceerd

Op 19 mei 2025 heeft de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst Tjebbe van Oostenbruggen het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 aan de Tweede Kamer gezonden. Het kabinet wil de nieuwe regeling, die in de plaats zal komen van het huidige box 3-stelsel, per 1 januari 2028 invoeren. Het omvangrijke wetsvoorstel stelt geheel nieuwe regels vast voor de belastingheffing van inkomstenbelasting over vermogensinkomsten in Nederland. In de uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel zijn de gevolgen als zeer ingrijpend beoordeeld, zowel voor de belastingbetalers als de Belastingdienst.

Hoofdlijnen

Al in september 2023 heeft de vorige regering het conceptwetsvoorstel gepubliceerd via een internetconsultatie. Het nu openbaar gemaakte wetsvoorstel wijkt hier in hoofdlijnen niet veel vanaf, ondanks scherpe kritiek van de Raad van State, in de literatuur en uit de politiek-maatschappelijke hoek. Doel van de nieuwe regeling is om zoveel mogelijk het werkelijke rendement te belasten. 

Het uitgangspunt is dat de belastingheffing zal plaatsvinden aan de hand van een vermogensaanwasbelasting, met uitzondering van vastgoed en aandelen in startende ondernemingen waarvoor een vermogenswinstbelasting zal gelden. Met de keuze voor een vermogensaanwasbelasting kiest Nederland – zoals ook bij het box 3-stelsel – voor een internationaal ongebruikelijk stelsel. Uit een recent gepubliceerd onderzoek van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs is gebleken dat geen van de twaalf onderzochte landen een vermogensaanwasheffing kent. 

Vermogensaanwasbelasting

De vermogensaanwasbelasting is de belangrijkste categorie, die inhoudt dat alle voordelen, dus zowel de waardestijgingen als de inkomsten uit het vermogen (rente, huur, dividend et cetera), in de heffing worden betrokken. Ook de nog niet daadwerkelijk gerealiseerde (nog niet te gelde gemaakte) waardestijgingen worden in de heffing betrokken. Ongerealiseerde waardedalingen zijn aftrekbaar. Op dit onderdeel van de nieuwe regeling is de meeste kritiek, omdat er belasting moet worden betaald over inkomsten die nog niet daadwerkelijk zijn genoten en dit afwijkend is van wat gebruikelijk is in andere landen.

Onder deze heffing vallen alle vermogensbestanddelen (en hun inkomsten) die niet in box 1 of box 2 vallen, zoals beleggingen in aandelen en effecten, cryptovaluta, bepaalde verzekeringsproducten, bankrekeningen en spaardeposito’s. Valutaresultaten van banktegoeden in vreemde valuta worden ook in de heffing betrokken.

De vaststelling van ongerealiseerde waardeveranderingen zal plaatsvinden aan de hand van waardering op 1 januari en 31 december van het jaar. De hoofdregel daarbij is dat bezittingen worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. 

Vermogensaanwasbelasting: stortingen en onttrekkingen

Het nieuwe stelsel werkt op basis van principes die nu ook gelden voor het vaststellen van de winst van ondernemingen. Een belangrijk onderdeel daarvan is het leerstuk van de (kapitaal)stortingen en -onttrekkingen. Dit gaat ook gelden voor het nieuwe box 3‑stelsel. Van een storting is bijvoorbeeld sprake als vermogen vanuit een andere box in box 3 wordt ingebracht. De waarde van de storting moet in dat geval uit het eindvermogen in een jaar worden geëlimineerd, omdat dit anders ten onrechte als positieve waardeverandering in de vermogensaanwasbelasting wordt meegenomen. Een voorbeeld hiervan is de toename van de stand van de bankrekening, omdat het salaris van de belastingplichtige (belast in box 1) is gestort. Omgekeerd zullen onttrekkingen aan het box 3-vermogen bij het eindvermogen in een jaar moeten worden bijgeteld, omdat er anders ten onrechte een vermindering van het vermogen zou worden gerapporteerd. Een voorbeeld hiervan zijn uitgaven aan boodschappen. 

Stortingen en onttrekkingen worden in aanmerking genomen voor de waarde in het economische verkeer op het tijdstip van de storting respectievelijk de onttrekking. Denk daarbij aan het verkopen van aandelen in box 3 aan een kind voor een te lage prijs. Het is vanzelfsprekend een bijna ondoenlijke opgave om alle (dagelijkse) stortingen en onttrekkingen te administreren. Omdat de stortingen en onttrekkingen normaliter uitsluitend plaatsvinden op betaal- en spaarrekeningen die in euro’s luiden, waardoor er geen vermogensstijging of -daling op deze rekeningen kan plaatsvinden, kan in de praktijk veelal worden volstaan met de jaaropgave van de bank waarop de rente en kosten van deze betaal- en spaarrekeningen zullen worden vermeld. Bij effectenrekeningen zal daarentegen wel moeten worden geanalyseerd hoeveel stortingen en onttrekkingen er hebben plaatsgevonden, omdat op effectenbezit waardemutaties plaatsvinden.

Vermogenswinstbelasting

Onroerende zaken in box 3 en (aandelen en winstbewijzen in) startende ondernemingen die niet in box 2 vallen worden belast met de vermogenswinstbelasting. In de vermogenswinstbelasting zijn eveneens alle ‘jaarlijkse’ voordelen, zoals dividend en huuropbrengst, belast en zijn kosten, zoals de financieringsrente en de onderhoudskosten, aftrekbaar. Daarnaast worden positieve waardestijgingen in de heffing betrokken en zijn waardedalingen aftrekbaar. Maar anders dan in de vermogensaanwasbelasting vindt de heffing in beginsel pas plaats op het tijdstip van realisatie, veelal de verkoop van het desbetreffende vermogensbestanddeel. 

Onroerende zaken in de vermogenswinstbelasting

De vermogenswinstbelasting geldt behalve bij verkoop ook als een onroerende zaak door een andere oorzaak de sfeer van box 3 verlaat. De heffing over de vermogenswinst vindt tevens plaats bij schenking van de onroerende zaak, emigratie (geldt niet voor in Nederland gelegen onroerende zaken), tenietgaan van de onroerende zaak, het aangaan van een (beperkte) gemeenschap van goederen, echtscheiding en overlijden. Er zijn geen doorschuifregelingen opgenomen in het wetsvoorstel, maar bij emigratie is wel voorzien in uitstel van betaling.

Het ‘vervreemdingsvoordeel’ wordt bepaald door de koopprijs van de verkoopprijs af te trekken. Wanneer een verkoopprijs ontbreekt of niet zakelijk is vastgesteld, geldt de waarde in het economische verkeer als verkoopprijs. Het vervreemdingsvoordeel wordt gecorrigeerd voor de kosten die ten behoeve van de aankoop worden gemaakt, de verbeteringskosten en voor de kosten die worden gemaakt ten behoeve van de vervreemding. Het voorstel is om de beginwaarde van woningen in box 3 per 1 januari 2028 te stellen op de WOZ-waarde die is gebaseerd op de waardepeildatum 1 januari 2028. Dat is de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2029.

Onroerende zaken die in een andere box vallen, zoals de eigen woning of een tot het ondernemingsvermogen behorende onroerende zaak, worden niet in de vermogenswinstbelasting betrokken. Ook gebruiksrechten die betrekking hebben op onroerende zaken, zoals een recht van vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en een recht van gebruik en bewoning, worden belast in de vermogenswinstbelasting.

Voor de jaarlijkse heffing bij onroerende zaken in box 3 wordt een stelsel voorgesteld waarin de werkelijke huurinkomsten (verminderd met de kosten en lasten) worden belast als de onroerende zaak voor ten minste 90% (of 328 dagen, 329 in een schrikkeljaar) van het jaar wordt verhuurd. Als de onroerende zaak het gehele jaar niet wordt verhuurd, geldt een forfaitaire bruto-vastgoedbijtelling van 3,55% over de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Op deze bijtelling mogen de (werkelijke) onderhoudskosten in aftrek worden gebracht. Hiermee wil het kabinet het eigen gebruik in de heffing betrekken. Bij gemengd gebruik (verhuur gedurende minder dan 90% van het jaar) geldt de hoogste van de twee: de bruto-vastgoedbijtelling of de werkelijke huurinkomsten, verminderd met de kosten. Kosten voor verbetering mogen – anders dan de kosten van onderhoud – niet direct in aftrek worden gebracht, maar komen in mindering bij de te belasten opbrengst bij realisatie of verkoop. Deze systematiek zal vooral van belang zijn voor belastingplichtigen met een in Nederland gelegen tweede woning of vakantiewoning. 

Startende ondernemingen in de vermogenswinstbelasting

Om investeringen in startende ondernemingen niet te ontmoedigen worden investeringen in aandelen en winstbewijzen (van minder dan 5% in het kapitaal) in een vennootschap niet belast in de vermogensaanwasbelasting, maar in de vermogenswinstbelasting. Een startende onderneming is hierbij gedefinieerd als een vennootschap die een onderneming drijft die niet langer dan vijf jaar geleden is opgericht en waarvan de jaaromzet niet meer bedraagt dan € 30 miljoen. De aandelen mogen voor niet meer dan 25% in handen zijn van een onderneming die zelf geen starter is. Op het tijdstip waarop de aandelen niet meer aan de vereisten voor toepassing van de vermogenswinstbelasting voldoen geldt een fictieve vervreemding.

Kostenaftrek

Het uitgangspunt van het nieuwe stelsel is dat kosten aftrekbaar zijn. Om het stelsel uitvoerbaar te maken, is in de nieuwe regeling gedefinieerd welke kosten aftrekbaar zijn. Kosten die ook een persoonlijke component hebben, zoals een krantenabonnement om de beleggingen bij te houden, zijn van aftrek uitgesloten. Onderhoudskosten en beheerskosten zijn direct aftrekbaar, maar voor verbeteringskosten en kosten ter verkrijging van een bezitting (transactiekosten bij aan- en verkoop) geldt een andere benadering. Bij de vermogensaanwasbelasting worden deze als storting in aanmerking genomen en bij de vermogenswinstbelasting wordt de aankoopprijs (de ‘verkrijgingsprijs’) van het vermogensbestanddeel met deze kosten verhoogd. Daardoor kunnen deze kosten (pas) bij verkoop van de te belasten verkoopopbrengst worden afgetrokken. Er is een lijst met kostencategorieën die niet aftrekbaar zijn, zoals kosten voor congressen, telefoonabonnementen en literatuur.

Schulden

Rente van schulden die in box 3 vallen is aftrekbaar als negatief box 3-inkomen. Het is niet van belang of en welke vermogensbestanddelen met de schulden zijn gefinancierd. Schulden vallen echter niet in box 3 als deze in aanmerking worden genomen in een andere box, zoals schulden die tot het ondernemingsvermogen moeten worden gerekend en schulden die betrekking hebben op de verwerving van aanmerkelijkbelangaandelen. 

Uitzonderingen en vrijstellingen

Het plan is om de nu bestaande uitzonderingen en vrijstellingen zoveel mogelijk te kopiëren naar het nieuwe stelsel. Zo vallen roerende zaken die niet hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden (zoals auto’s, caravans en boten) buiten de heffing. Ook is de huidige systematiek met bijzondere regels voor niet-opeisbare geldvorderingen en genotsrechten in het kader van een overlijden overgenomen.

Kwijtscheldingsvoordeelvrijstelling

In de nieuwe regeling is voorgesteld om een kwijtscheldingsvoordeelvrijstelling op te nemen, zodat schuldenaren geen belasting hoeven te betalen over het voordeel bij een kwijtschelding van oninbare schulden. Dit speelt bijvoorbeeld bij schuldsanering. 

Waardering

De hoofdregel is dat waardering op waarde in het economische verkeer moet plaatsvinden. Bijzondere regels gelden voor gevallen waarin er een splitsing is aangebracht tussen het vruchtgebruik en de blote eigendom van een bezitting. Levensverzekeringen moeten worden gewaardeerd op de zogenoemde actuariële waarde. Vorderingen en schulden op grond van een geldleningsovereenkomst tussen natuurlijke personen moeten op de nominale waarde worden gewaardeerd.

Partners

Net als nu zal de toekomstige heffing in box 3 ook individueel worden vastgesteld, met uitzondering van fiscale partners. Voor fiscale partners geldt een vrije toerekening van het gezamenlijke inkomen in box 3. 

Berekening van de belasting, verliezen

In het voorgestelde nieuwe stelsel moeten de voordelen van alle resultaten (vermogensaanwasbelasting en vermogenswinstbelasting) worden opgeteld. Vervolgens wordt daarop een bedrag (‘heffingsvrij resultaat’) in mindering gebracht. In het nu ingediende wetsvoorstel is het heffingsvrije resultaat op € 1.800 gesteld. De belasting wordt vervolgens berekend over deze uitkomst. Als de uitkomst negatief is, is er sprake van een verlies in box 3 dat kan worden verrekend met een positief resultaat van de jaren daarna. Achterwaartse verliesverrekening is niet mogelijk. In een verliesjaar levert het heffingsvrije resultaat niets op. Verliezen in box 3 zijn niet verrekenbaar met inkomsten uit de andere boxen. Voor verliesverrekening geldt een drempel van € 500. Het voorgestelde tarief van het nieuwe box 3-stelsel is 36%.

Administratieve lasten

Het nieuwe stelsel is veel complexer dan de geldende forfaitaire vermogensrendementsheffing (met tegenbewijs) en zal veel vragen van het ‘doenvermogen’ van de belastingbetalers. In vergelijking met het huidige stelsel zullen naar verwachting 400.000 extra mensen aangifte box 3 moeten doen. Het is wel de bedoeling dat het merendeel van de belastingplichtigen straks kan volstaan met het controleren van de vooringevulde aangifte, omdat de Belastingdienst al beschikt over veel gegevens van Nederlandse financiële instellingen. Burgers die echter beschikken over onroerende zaken, niet-beursgenoteerde aandelen en spaar- en beleggingsrekeningen bij buitenlandse financiële instellingen zullen te maken krijgen met toegenomen administratieve lasten en verplichtingen. Zeker als in het belastingjaar sprake is van een ‘life event’, zoals overlijden, immigratie, emigratie, een huwelijk of een echtscheiding, zal de complexiteit van het nieuwe stelsel voelbaar zijn, omdat men dan zelf berekeningen zal moeten maken om de belasting te bepalen.

Ook de Belastingdienst zal tal van systemen moeten aanpassen en veel extra medewerkers moeten aannemen om de nieuwe regeling correct uit te voeren. Desondanks houdt men volgens de toelichting rekening met minder goede dienstverlening, beperkte mogelijkheden tot vooroverleg en onvoldoende toezicht in een periode van drie tot vijf jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe box 3-stelsel.

Invoeringsdatum: haalbaar?

In de nu naar de Tweede Kamer gezonden documenten houdt het kabinet vast aan invoering per 1 januari 2028, maar merkt daarbij ook op dat aan een aantal randvoorwaarden moet worden voldaan om invoering per die datum te halen. Als bijvoorbeeld tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ingrijpende wijzigingen worden aangenomen, zou deze datum onder druk kunnen komen te staan. Ook moet het wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer worden aangenomen om de ‘ketenpartners’ voldoende tijd te geven hun systemen aan te passen aan de nieuwe vereisten inzake het aanleveren van financiële gegevens aan de Belastingdienst (‘renseignering’). Verder zou de Hoge Raad geen nieuwe arresten mogen wijzen die tot aanvullende herstelwerkzaamheden kunnen leiden. Deze laatste voorwaarde ligt vooral gevoelig, omdat er momenteel nog procedures lopen over het geldende box 3-stelsel.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

Het is zonder meer positief dat er nu een concreet wetsvoorstel ligt, met een duidelijke horizon. Maar of hiermee snel een einde komt aan alle problemen met betrekking tot de heffing van vermogensinkomsten is zeer twijfelachtig. De voorgestelde vermogensaanwasbelasting is internationaal afwijkend en kan fiscaal gemotiveerde emigratie van vermogenden in de hand werken. Meijburg had liever een generieke keuze voor een uniforme vermogenswinstbelasting gezien, die dan eventueel zou kunnen worden aangevuld met jaarlijkse tussentijdse afrekeningen over ongerealiseerde waardestijgingen, om te voorkomen dat de rekening onbeperkt naar de toekomst wordt uitgesteld. Ook denken wij dat de inbedding van het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel in de Wet IB 2001 en de interactie met de bestaande regelingen in de andere boxen nog niet voldoende aandacht heeft gekregen. Ook kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de conserverende aanslag bij emigratie op niet in Nederland gelegen vastgoed. Niet goed te begrijpen valt waarom Nederland de belastingheffing wil verzekeren bij een inwoner van Nederland met een tweede woning in Spanje, die naar Spanje emigreert. Dit onderdeel van het wetsvoorstel lijkt op gespannen voet te staan met het EU-recht.

Wil je meer informatie over dit wetsvoorstel of de mogelijke gevolgen voor jouw situatie, neem dan contact op met een van onze Meijburgadviseurs.

© 2025 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.