Wet tegenbewijsregeling box 3 aangenomen door Eerste Kamer

Op 8 juli 2025 heeft de Eerste Kamer de Wet tegenbewijsregeling box 3 aangenomen. Deze wet introduceert een tegenbewijsregeling in box 3 van de inkomstenbelasting, zoals voorgeschreven door de Hoge Raad. De wet biedt een tijdelijke oplossing totdat een nieuw box 3-stelsel is ingevoerd onder de Wet werkelijk rendement box 3 (naar verwachting per 1 januari 2028). In dit nieuwsbericht behandelen we enkele aspecten van de nieuwe wet.
1. Wat houdt de Wet tegenbewijsregeling box 3 in?
In het Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad beslist dat het sinds 2017 geldende box 3-stelsel strijdig is met het Europese mensenrechtenverdrag. De wetgever heeft getracht om rechtsherstel te bieden met de Wet rechtsherstel box 3 voor de jaren 2017-2022 en de Overbruggingswet box 3 vanaf 2023. In de zogenoemde D-day-arresten van 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat beide wetten onvoldoende zijn om de strijdigheid met mensenrechten te verhelpen.
Belastingplichtigen die benadeeld zijn, moeten gecompenseerd worden. De compensatie bestaat uit een belastingteruggaaf indien en voor zover de belastingplichtigen aannemelijk kunnen maken dat hun werkelijke rendement lager is dan de forfaitaire belastingheffing sinds 2017. De Wet tegenbewijsregeling box 3 bepaalt dat het werkelijke rendement in box 3 is opgebouwd uit:
- positieve reguliere voordelen, zoals rente, huur, pacht, dividend, winstuitkeringen, vergoedingen voor het verstrekken van kapitaal, licentie- en gebruiksvergoedingen, etc.
- negatieve reguliere voordelen, zoals rentekosten ter zake van schulden. Overige kosten zijn niet aftrekbaar.
- vermogensaanwas, bestaande uit het verschil tussen de waarde in het economische verkeer aan het einde van het kalenderjaar en de waarde aan het begin van het kalenderjaar, minus de stortingen en vermeerderd met de onttrekkingen. Voor woningen geldt dat de WOZ-waarde wordt vergeleken aan het begin en het einde van het voorliggende kalenderjaar, waarbij waarde vermeerderende investeringen uitgezonderd worden indien dit kan worden aangetoond met een nadere WOZ-beschikking.
Zie ook onze eerdere berichtgeving over het wetsvoorstel.
2. Amendementen en moties
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel zijn diverse amendementsvoorstellen en moties ingediend. Slechts een deel is aangenomen.
Tweede Kamer
- Amendement 1: de mogelijkheid tot kostenaftrek, naast de huidige mogelijkheid van renteaftrek. Het voorstel is verworpen.
- Amendement 2: het verplichte gebruik van een OWR-formulier om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling (waarbij ‘OWR’ staat voor ‘opgaaf werkelijk rendement’). Dit voorstel is aangenomen.
- Amendement 3: een eenmalig verlaagd tarief van 2% overdrachtsbelasting voor verhuurders om woningen onder te brengen in een BV. Dit voorstel is verworpen.
- Motie: het verkennen van de tijdelijke afschaffing van de vooringevulde aangifte om de implementatie van de tegenbewijsregeling en het nieuwe stelsel in box 3 te vergemakkelijken. De motie is aangenomen, maar de Staatssecretaris gaf aan dat dit juist inefficiënt zou zijn.
Eerste Kamer
- Motie 1: wederom het verzoek voor een verlaagd tarief voor verhuurders om hun bezit over te hevelen naar een BV. Deze motie is verworpen.
- Motie 2: het aftrekbaar maken van onderhouds- en verduurzamingskosten voor woningen in box 3, met een maximum van € 10.000 per object per jaar. Deze motie is ook verworpen.
3. Temporele werking Wet tegenbewijsregeling box 3
De wet heeft deels terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 en deels tot 1 januari 2023, gerelateerd aan de box 3-wetten die sinds 2017 gelden.
Voor de jaren 2017-2022 zijn er drie manieren waarop het box 3-inkomen kan worden vastgesteld:
- de oorspronkelijke forfaitaire regeling met een forfaitaire vermogenssamenstelling.
- de nieuwe forfaitaire berekeningsmethode op basis van de werkelijke samenstelling van het vermogen. De belastinginspecteur past automatisch de meest gunstige van deze twee forfaitaire methodes toe.
- het werkelijke rendement, indien de belastingplichtige kan aantonen dat dit lager is dan de forfaitaire methodes.
Voor de jaren 2023-2027 zijn er twee manieren:
- de forfaitaire berekeningsmethode op basis van de werkelijke samenstelling van het vermogen.
- het werkelijke rendement, indien de belastingplichtige kan aantonen dat dit lager is dan op basis van de forfaitaire methode.
De regels voor het bepalen van het werkelijke rendement zijn in beide periodes in beginsel hetzelfde, rekening houdende met jaarlijks verschillen, zoals de hoogte van de vrijstelling voor groene beleggingen.
4. Het OWR-formulier
Verplicht gebruik formulier
Het OWR-formulier is op 10 juli 2025 beschikbaar gesteld via Mijn Belastingdienst. Vanaf die datum moet het formulier verplicht worden gebruikt voor een beroep op de tegenbewijsregeling, ook voor belastingaangiftes, bezwaarschriften, herzieningsverzoeken en verzoeken om ambtshalve vermindering die zijn ingediend voordat het formulier beschikbaar werd gesteld. Het formulier wordt vanaf belastingjaar 2025 geïntegreerd in het online aangifteprogramma. In enkele gevallen kunnen belastingplichtigen het formulier downloaden en per post verzenden naar de belastinginspecteur.
De Belastingdienst zal vanaf half juli attentiebrieven sturen met informatie over het OWR-formulier. Voor elk belastingjaar moet een apart formulier worden ingediend, binnen 12 weken (of 26 weken indien de aangifte is ingediend door een intermediair) na dagtekening van de attentiebrief. Nadere stukken kunnen tot zes weken na verzending van het formulier worden ingediend.
Verschillende scenario’s
De status van het OWR-formulier is afhankelijk van de fase waarin de aanslagregeling zich bevindt. Wij onderkennen de volgende situaties:
- Als de aanslag vaststaat en het OWR-formulier wordt binnen de bezwaartermijn ingestuurd, dan wordt het OWR-formulier gezien als bezwaarschrift tegen de aanslag. Is reeds bezwaar gemaakt dan geldt het OWR-formulier als aanvulling van het bezwaarschrift.
- Als de aanslag vaststaat en na de bezwaartermijn van 6 weken wordt het formulier ingestuurd, dan wordt het OWR-formulier gezien als een verzoek om ambtshalve vermindering.
- Als de definitieve aanslag nog niet is opgelegd, dan wordt het OWR-formulier aangemerkt als aanvulling op de aangifte. Bij de (voorlopige) aanslagregeling wordt dan rekening gehouden met het OWR-formulier.
- Is een voorlopige aanslag opgelegd, dan wordt het OWR-formulier gezien als een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag.
5. Commentaar KPMG Meijburg & Co
Het wetsvoorstel geeft invulling aan de uitspraken van de Hoge Raad en biedt meer duidelijkheid voor belastingplichtigen voor het leveren van tegenbewijs om aannemelijk te maken dat het werkelijke rendement lager is dat het forfaitair vastgestelde rendement in box 3. Dit is positief te waarderen, ook al is het lang niet altijd makkelijk om de berekening te maken. Bovendien zal het OWR-formulier niet in alle gevallen zijn afgestemd op de complexiteiten van de vermogensmix van belastingplichtigen, of de gevallen waarin evident is dat het werkelijke rendement fors negatief is. Het valt nog te bezien hoe in die gevallen een praktische oplossing kan worden gevonden om toch een beroep te kunnen doen op de tegenbewijsregeling. Een verzachtende maatregel hierbij is de mogelijkheid om tot zes weken na verzending van het formulier nadere stukken in te dienen waarin een toelichting kan worden gegeven.
Tot slot merken wij nog op dat er nog een procedure loopt over de vraag of belastingplichtigen die niet tijdig bezwaar hebben gemaakt met betrekking tot (met name) de jaren 2017 tot 2020 mogelijk ook recht hebben op rechtsherstel (de zogenoemde massaal bezwaarplus-procedure). Rechtbank Den Haag heeft recent het eerste beroep ongegrond verklaard. De procedure gaat verder in sprongcassatie bij de Hoge Raad, dus op het finale oordeel moet nog worden gewacht.
Neem bij vragen over box 3, het leveren van tegenbewijs of het invullen van het formulier contact op met een adviseur van Meijburg.