HvJ EU: vergoedingen op basis van transfer pricing-beleid in casu btw-belast

5 september 2025
HvJ EU: vergoedingen op basis van transfer pricing-beleid in casu btw-belast

Op 4 september 2025 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘HvJ EU’) arrest gewezen in de zaak SC Arcomet Towercranes SRL (C‑726/23, ‘Arcomet RO’). Het HvJ EU oordeelt dat de betalingen die de moedermaatschappij van Arcomet RO aan haar in rekening heeft gebracht op basis van de zogenoemde ‘Transactional Net Margin Method’ (‘TNMM’) – voortvloeiend uit OESO-richtlijnen voor transfer pricing – in dit geval binnen de reikwijdte van de btw vallen. Hierna gaan we in op dit oordeel. In een eerder tax alert bespraken we al de conclusie van de Advocaat-Generaal in dezelfde zaak. Deze kwam tot een vergelijkbare uitkomst.

1. Feiten en achtergrond

Arcomet Towercranes is een internationaal concern gespecialiseerd in de verhuur van hijskranen en heeft zijn hoofdkantoor in België (‘Arcomet BE’). Daarnaast heeft het diverse groepsmaatschappijen binnen de Europese Unie, waaronder in Roemenië (‘Arcomet RO’). Op basis van het transfer pricing-beleid van de groep werd een overeenkomst gesloten tussen Arcomet BE en Arcomet RO voor het verlenen van bepaalde wederzijdse diensten. Met name werd een aantal hoofdkantooractiviteiten van Arcomet BE ten behoeve van Arcomet RO vastgesteld. Deze diensten hadden betrekking op financiering en beheer van de kraanvloot en onderhandelingen over raamovereenkomsten met leveranciers namens de Roemeense groepsentiteit. Op basis van de overeenkomst was Arcomet BE verantwoordelijk voor de meeste commerciële activiteiten en droeg zij de belangrijkste economische risico’s in verband met de activiteiten van Arcomet RO. 

Daarbij is in de overeenkomst vastgelegd dat partijen een vergoeding overeenkwamen voor deze activiteiten. Deze vergoeding wordt berekend volgens de TNMM, een methode zoals opgenomen in de OESO-richtlijnen voor transfer pricing. In dit geval hield de methode in dat bij een overwinst op jaarbasis bij Arcomet RO van boven de 2,74%. Arcomet BE aan Arcomet RO een factuur diende uit te reiken ten bedrage van deze overwinst. Bij een verlies van meer dan -/- 0,71% diende juist Arcomet RO een factuur aan het hoofdkantoor uit te reiken. 

Arcomet RO had voor twee van Arcomet BE ontvangen facturen verlegde btw in Roemenië voldaan en deze btw ook weer als voorbelasting in aftrek gebracht. In het kader van een btw-controle heeft de Roemeense belastingdienst het btw-aftrekrecht echter geweigerd. Zij stelde dat de Roemeense groepsentiteit niet had aangetoond dat zij diensten had ontvangen en evenmin had aangetoond dat sprake was van gebruik voor diens belastbare handelingen.

2. Oordeel van het HvJ EU

In zijn arrest gaat het HvJ EU op de eerste plaats in op de vraag of de door Arcomet BE in rekening gebrachte bedragen op basis van de transfer pricing-documentatie binnen de reikwijdte van de btw vallen (vergoedingen voor diensten zijn).

Het HvJ EU oordeelt dat hiervoor niet van belang is dat sprake is van betalingen op basis van transfer pricing-afspraken. Dat het doel van de betalingen gelegen is in het vaststellen van de omvang van de winst voor winstbelasting-doeleinden, neemt niet weg dat voor de btw sprake kan zijn van een btw-belaste vergoeding voor dienstverlening. 

Om dit te bepalen moet op basis van alle feiten en omstandigheden van het concrete geval worden teruggevallen op de bekende regels hiervoor, namelijk of sprake is van een rechtsbetrekking tussen dienstverrichter en ontvanger, waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor een aan de ontvanger verleende individualiseerbare dienst. Dit laatste is het geval als er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenprestatie. Er kan dus geen algemene regel gegeven worden voor alle transfer pricing-correcties. Iedere concrete transfer pricing-afspraak voor de btw afzonderlijk te worden beoordeeld.

In dit geval oordeelt het HvJ EU dat de afspraken in de overeenkomst tussen Arcomet BE en Arcomet RO wijzen op een btw-belaste dienst. Er is dienstverlening van Arcomet BE aan Arcomet RO overeengekomen (Arcomet BE neemt commerciële verantwoordelijkheden op zich en dit strekt tot voordeel voor Arcomet RO) en de overeenkomst voorziet in een vergoeding voor deze diensten. Deze vergoeding bedraagt ook de werkelijke waarde ervan voor Arcomet RO.

 Het HvJ EU gaat nog in op enkele tegenargumenten. Op de eerste plaats is dat het argument dat een onzekere betaling geen vergoeding voor de btw kan vormen. Nadrukkelijk oordeelt het HvJ EU dat niet relevant is dat de kans bestaat dat in sommige jaren geen betaling plaatsvindt, namelijk wanneer de winst van Arcomet RO onder de 2,74% zou blijven. Ook dan blijft namelijk vaststaan hoe de vergoeding moet worden berekend. Alleen de omvang ervan is met onzekerheid omkleed. Dit laatste is onvoldoende om de vergoeding buiten de heffing van de btw te houden. Daarvoor is nodig dat de vergoeding zelf als zodanig onzeker is. 

Zelfs het feit dat de betaling zou kunnen ‘omslaan’ (een betaling van Arcomet BE aan Arcomet RO), namelijk wanneer de winst lager zou zijn dan -/- 0,71%, maakt niet dat de aard van de vergoeding zelf onzeker is, aldus het HvJ EU. Zij lijkt het daarbij met name van belang te achten dat deze situatie zich in dit geval niet heeft voorgedaan en gaat daarom ook niet in op de btw-gevolgen van een dergelijk ‘omslaan’.

Het HvJ EU verwerpt tot slot de stelling dat de activiteiten van Arcomet BE typische activiteiten van een aandeelhouder betreffen en daarom niet als aparte dienstverlening kunnen worden aangemerkt. Terecht wijst het HvJ EU erop dat al sinds jaar en dag bekend is dat ook aandeelhouders (management)diensten aan groepsentiteiten kunnen verrichten. Daarvan is in dit geval sprake. Een interessante, niet beantwoorde vraag is of Arcomet BE daarmee ook in de jaren dat de transfer pricing-afspraken niet tot een daadwerkelijke betaling leiden, kan worden beschouwd als een (aftrekgerechtigde) ‘actieve houdster’. Daar lijkt het wel op.

Na dit antwoord gaat het HvJ vervolgens nog in op de vraag of de Roemeense belastingdienst aanvullend bewijsmateriaal van Arcomet RO mag verlangen om aan te tonen dat zij de over de dienst verschuldigde btw in aftrek kan brengen. Het HvJ EU oordeelt langs al bekende lijnen dat de belastingdienst dit mag doen, en dat Arcomet RO de bewijslast draagt om het btw-aftrekrecht aan te tonen. Hiervoor moet Arcomet RO laten zien dat de dienst daadwerkelijk is verricht en is gebruikt voor haar ondernemersactiviteiten. De Roemeense belastingdienst mag bij bewijsverzoeken echter geen onevenredig grote last op Arcomet RO leggen en bovendien niet vereisen dat wordt aangetoond dat de diensten noodzakelijk waren voor de economische rendabiliteit van Arcomet RO’s activiteiten. Dat laatste is immers geen vereiste voor aftrekrecht. 

3. Belang voor de praktijk

Het belang voor de praktijk ligt met name in het antwoord op de eerste vraag. Het is onze ervaring dat bedrijven op veel verschillende manieren omgaan met transfer pricing-correcties voor de btw. Met dit arrest wordt duidelijk dat dergelijke correcties btw-belast zijn, als ze voortvloeien uit een overeenkomst waarin de betaling in rechtstreeks verband is gebracht met overeengekomen dienstverlening. Bedrijven met soortgelijke afspraken als in deze casus doen er goed aan om na te gaan of aan de transfer pricing-betalingen de juiste btw-gevolgen zijn gegeven. 

Het arrest geeft zeker niet antwoord op alle btw-vragen die kunnen spelen rond transfer pricing-correcties. Duidelijk wordt juist dat op basis van een analyse van alle omstandigheden van het geval, en mat name van hetgeen in overeenkomsten en transfer pricing-documentatie is vastgelegd, moet worden beoordeeld of sprake is van prestaties tegen vergoeding voor de btw. In onze visie kunnen ook na dit arrest bepaalde (vooraf overeengekomen) transfer pricing-correcties buiten de heffing van btw blijven, bijvoorbeeld omdat geen concrete onderliggende prestaties kunnen worden aangewezen. 

Daarnaast is het begrijpelijk, maar voor de praktijk jammer dat onduidelijk blijft welke btw-behandeling moet worden gegeven aan het ‘omslaan’ van de transfer pricing-correctie. In onze ervaring komt het bij TNMM-afspraken geregeld voor, zeker in de opstartfase, dat deze resulteren in een betaling van het hoofdkantoor aan de groepsmaatschappij. Na dit arrest lijkt duidelijk dat ook dan gekeken moet worden of dit een (als zodanig niet-onzekere) vergoeding voor diensten vormt die tot voordeel van het hoofdkantoor strekken. Wanneer dit concreet het geval is, blijft echter onduidelijk. Dit zal onder meer ervan afhangen hoe duidelijk er ‘echte’ diensten van de groepsmaatschappij aan het hoofdkantoor zijn overeengekomen. 

4. Tot slot

Een ding is na dit arrest in ieder geval duidelijk. De behandeling van transfer pricing-correcties binnen de btw is niet eenduidig en dient van geval tot geval te worden beoordeeld. Voor TNMM-afspraken ligt er nu een concreet toetsingskader. Voor andere op winst gebaseerde transfer pricing afspraken komt mogelijk nog meer duidelijkheid in de zaak Stellantis Portugal (C-603/24), die momenteel nog aanhangig is bij het HvJ EU. 

Na dit Arcomet-arrest kunnen bedrijven echter niet langer wachten met het bepalen van de btw-gevolgen van intercompany overeenkomsten en betalingen voortvloeiend uit transfer-pricing afspraken. Waar nodig dienen zij aanpassingen te maken en/of in overleg te treden met belastingautoriteiten over de btw-behandeling in het verleden en de toekomst. 

De adviseurs van de Indirect Tax Group van KPMG Meijburg & Co helpen je graag verder als je nog vragen of opmerkingen hebt. Neem gerust contact op met een van hen of met je gebruikelijke adviseur.

© 2025 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.