Pakket Belastingplan 2026 aangenomen door de Tweede Kamer met enkele wijzigingen
Op 27 november 2025 heeft de Tweede Kamer het pakket Belastingplan 2026 aangenomen. Dit omvat de volgende (fiscale) wetsvoorstellen:
- Belastingplan 2026
- Overige Fiscale Maatregelen 2026
- Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024
- Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting
- Wet differentiatie tarief vliegbelasting
- Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht
- Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens
Wij verwijzen hiervoor naar ons bericht over de op Prinsjesdag gepresenteerde plannen.
Deze plannen zijn in de afgelopen weken door middel van nota’s van wijziging op enkele onderdelen aangepast, onder andere inzake de bedrijfsopvolgingsfaciliteit.
Daarnaast heeft de Tweede Kamer nog verscheidene amendementen aangenomen, met name voor wat betreft het Belastingplan 2026, Overige fiscale maatregelen en de Wet differentiatie tarief vliegbelasting die de eerdere voorstellen wijzigen. Ten slotte zijn nog diverse moties aangenomen.
Nota van wijziging met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteit
Eerder deze week heeft de Staatssecretaris het wetsvoorstel Belastingplan 2026 aangepast door middel van een nota van wijziging waarmee diverse nog niet in werking getreden maatregelen inzake de bedrijfsopvolgingsfaciliteit die waren opgenomen in Belastingplannen uit eerdere jaren zullen worden teruggedraaid. Het gaat daarbij met name om de volgende drie maatregelen:
- Het beperken van de toegang tot de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting voor het aanmerkelijk belang (DSR ab) tot reguliere aandelen met een belang van minimaal 5% in het geplaatste kapitaal.
- Het verruimen van de toegang tot de BOR voor vermogensbestanddelen die voldoen aan de zogenoemde familietoets. Op grond van de familietoets kunnen ook box 3-belangen kwalificeren voor de BOR als de aandeelhouder samen met zijn familie een belang van ten minste 25% heeft in de onderneming.
- Het verruimen van de verwateringsregeling in de BOR en de DSR ab, zodat ook een indirect belang in een werkmaatschappij van minder dan 0,5% voor de BOR en de DSR ab in aanmerking kan komen, mits dat belang in de rechte familielijn door vererving, schenking of huwelijksvermogensrecht is verwaterd van een indirect aanmerkelijk belang naar een belang van minder 0,5%.
Deze maatregelen waren nog niet in werking getreden en worden nu dus uit de wet gehaald.
Aangenomen amendementen
Hieronder noemen we de voornaamste wijzigingen die door de aangenomen amendementen zijn gerealiseerd.
- Fonds voor gemene rekening (fgr): het overgangsrecht voor het fonds voor gemene rekening wordt uitgebreid. Deze maatregel zal daardoor niet alleen gelden voor fondsen die reeds op 31 december 2024 bestonden, maar ook voor fondsen die op of na 1 januari 2025 werden opgericht.
- EIA/MIA: de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) kunnen niet (langer) leiden tot een negatieve winst uit onderneming in box 1 van de inkomstenbelasting. Deze maatregel is opgenomen om een fiscale ontwijkingsconstructie tegen te kunnen gaan.
- Lucratief belang: de inwerkingtredingsdatum van de in de lucratiefbelang-regeling voorgestelde multipliermaatregel om de effectieve belastingdruk op lucratieve belangen in box 2 te verhogen naar 36% (gelijk aan het tarief in box 3) wordt uitgesteld tot 1 januari 2028.
- Box 3: de voorgestelde verhoging van het forfait voor overige bezittingen met 1,78% en de verlaging van het heffingvrij vermogen in box 3 gaan niet door. De dekking hiervoor is gevonden in een versnelde afbouw van de Wet Hillen (aftrek in verband met kleine eigenwoningschuld), zodat deze niet in 2048 maar al in 2041 zal zijn uitgefaseerd. Het forfait voor overige bezittingen komt met dit amendement voor het kalenderjaar 2026 uit op 6% in plaats van 7,78% en het heffingvrij vermogen komt in 2026 uit op € 59.357.
- Bijtelling privégebruik van elektrische auto’s: de korting op de bijtelling privégebruik van elektrische auto’s (EV’s) van de zaak die per 1 januari 2026 zou vervallen, blijft alsnog twee jaar bestaan, zij het in gewijzigde vorm. De bijtelling voor EV’s wordt 18% in 2026 voor de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde, 20% in 2027 en pas vanaf 2028 22%. Als een EV in 2026 wordt aangeschaft, geldt de voorgestelde bijtelling van 18% nog gedurende 60 maanden. Verder wordt de youngtimer-regeling geleidelijk aan versoberd. De minimumleeftijd voor youngtimers wordt per 2026 met één jaar verhoogd van 15 naar 16 jaar en vanaf 2027 met nog eens negen jaar naar 25 jaar.
- Brandstofaccijnskorting: de brandstofaccijnskorting wordt met € 448 miljoen verlaagd in 2026 om bezuinigingen op en verschraling van het openbaar vervoer te voorkomen. Met dit amendement wordt benzine in 2026 5,5 cent per liter duurder. Voor diesel wordt dat 3,5 cent en voor lpg 1,5 cent per liter.
- WBSO: de WBSO-schijfgrens wordt in 2026 eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor van 2,9% tot € 391.020.
- Vliegbelasting: met ingang van 1 januari 2030 wordt een apart tarief in de vliegbelasting geïntroduceerd voor privévliegtuigen. Dit komt neer op een heffing van € 420 per passagier voor een korte vlucht en € 1.015 voor vliegreizen tussen de 2.000 en 5.500 kilometer. Voor vluchten langer dan 5.500 kilometer zal de heffing € 2.100 gaan bedragen.
Aangenomen moties
Daarnaast zijn er verscheidene moties aangenomen. Met deze moties geven de Kamerleden een oordeel over het gevoerde beleid, vragen zij de regering iets (niet) te doen of doen zij meer in het algemeen een uitspraak over bepaalde zaken of actuele ontwikkelingen. Relevante moties zien onder andere op:
- Fiscaal inzagerecht: moties over het in werking laten treden van het inzagerecht conform de Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht en daarnaast het verder uitwerken de wet met de mogelijkheid tot aanvullende inzage in het fiscaal dossier.
- Concurrentiekracht bedrijfsleven: motie over krachtig inzetten op een gelijk speelveld en behoud van de concurrentiekracht van het Europese en Nederlandse bedrijfsleven.
- WBSO: moties over een voorstel voor het inpassen van de structurele indexering van de schijfgrens binnen het budget van de WBSO en over de uitwerking van een oplossing voor de verzilveringsproblematiek in de WBSO.
- Belastingvoordeel voor private equitymanagers: motie over het afschaffen van het belastingvoordeel voor private equitymanagers en een oplossing zoeken voor start-ups en scale-ups.
- Pseudo-eindheffing fossiele leaseauto’s: motie over monitoren van de uitwijkeffecten inzake de invoering van een pseudo-eindheffing voor fossiele leaseauto’s.
- Handling fee invoer pakketjes: motie over het op korte termijn (uitvoerbaar) introduceren van een tijdelijke nationale handling fee voor pakketjes onder de € 150 van buiten de Europese Unie als buurlanden hiertoe ook overgaan om te voorkomen dat te veel pakketjes via Nederland worden ingevoerd.
Naar de Eerste Kamer
Met bovenstaande is het pakket Belastingplan 2026 in enigszins gewijzigde vorm aangenomen door de Tweede Kamer. Het pakket zal de komende weken verder worden behandeld in de Eerste Kamer. De invoering is derhalve nog onderhevig aan goedkeuring door de Eerste Kamer. De stemming in de Eerste Kamer staat gepland voor dinsdag 16 december 2025.
Commentaar KPMG Meijburg & Co
Het Belastingpakket 2026 is aangenomen door de Tweede Kamer. Bijzonder is dat de Tweede Kamer tussen het indienen van het Belastingpakket en de behandeling daarvan in samenstelling is gewijzigd. Het echte effect van de verkiezingen komt waarschijnlijk pas nadat een nieuw kabinet is geformeerd, maar in enkele amendementen en moties menen wij toch al wel wat plannen uit de partijprogramma’s terug te zien. Zo wordt de eigen woning alvast wat zwaarder belast door het versneld afbouwen van de Hillenaftrek en is er een motie aangenomen waarin gevraagd wordt voor een sterker fiscaal vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.
Voorts vallen twee amendementen op. Het eerste is het aangenomen amendement inzake de uitbreiding van het overgangsrecht voor het fonds voor gemene rekening (fgr) en daarmee vergelijkbare buitenlandse entiteiten komt als geroepen. Dit overgangsrecht bood dergelijke fondsen de mogelijkheid om niet als zodanig te worden aangemerkt, mits het fonds voor 1 januari 2025 reeds bestond. Maar dat overgangsrecht was niet afdoende om de problemen die zouden ontstaan totdat de aangekondigde meer omvattende herziening in 2028 zou zijn ingevoerd, te adresseren. Het aangenomen amendement biedt de mogelijkheid voor een op of na 1 januari 2025 opgericht fonds om niet als een fonds voor gemene rekening of daarmee vergelijkbare buitenlandse entiteit te worden aangemerkt. In de geldende regeling dreigde (kortstondige) vennootschapsbelastingplicht voor deze fondsen en daarmee vergelijkbare buitenlandse lichamen, met alle fiscale problemen die daarbij horen. Dat is nu voorkomen, maar het is wel afwachten of de in het vooruitzicht gestelde meeromvattende regeling een structurele oplossing biedt. Het tweede amendement dat aandacht verdient, is het uitstellen van de tariefsverhoging voor indirect gehouden lucratieve belangen naar 1 januari 2028. Dat is ook de geplande inwerkingtredingsdatum van het nieuwe box 3-stelsel, waarin wordt geheven over het werkelijke rendement. Mogelijk wordt de tariefswijziging van het lucratief belang ingepast in een bredere herziening van het belastingstelsel.
Heb je vragen naar aanleiding van deze nieuwsbrief, neem dan contact op met je Meijburgadviseur.