Hoge Raad bevestigt fraus legis ten aanzien van renteaftrek bij overnameholding voor aankoop van deelneming
Op 19 december 2025 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de zogenoemde ‘Koffiezaak’. In deze zaak staat de vraag centraal of de rente op een overnamelening verstrekt door een Luxemburgse aandeelhouder aftrekbaar is. De Hoge Raad zet hier de eerder ingezette lijn voort, dat de overnamelening en beoogde renteaftrek als misbruik van recht – fraus legis – kunnen worden aangemerkt. Voor zover de lening was gebruikt om een bestaande schuld van de overgenomen groep te herfinanciering, is daarentegen geen sprake van fraus legis.
De Hoge Raad bevestigt en verduidelijkt hiermee zijn eerdere jurisprudentie. Het arrest is relevant voor elke verwerving van deelnemingen die gefinancierd worden met aandeelhoudersleningen. In dit nieuwsbericht lichten we een en ander toe.
Feiten van de zaak: Aandeelhouderslening voor overname en herfinanciering
De onderhavige zaak toont veel gelijkenissen met de zogenoemde Brillenzaak waar de Hoge Raad begin september 2025 uitspraak in heeft gedaan. De rechtsgang verliep in deze zaken veelal gelijktijdig, en ook deze Koffiezaak is inmiddels voor de tweede keer aan de Hoge Raad voorgelegd.
De zaak ziet op het belastingjaar 2010/2011. De belanghebbende – een overnameholding van een private equity fonds – is in dat jaar opgericht en koopt de aandelen in de target (deelneming). De overnamesom betreft € 438 miljoen en daar bovenop is € 240 miljoen nodig om bestaande leningen van de overgenomen groep te herfinancieren. Het benodigde totaal van € 678 miljoen wordt gefinancierd middels een kapitaalstorting van € 43 miljoen, en een lening van € 635 miljoen van de 100% aandeelhouder (de aandeelhouderslening), een Luxemburgse vennootschap. Deze laatste heeft op diens beurt de gehele financiering opgehaald door Preferred Equity Certificates (PEC’s) uit te geven: hybride financieringsinstrumenten die in Luxemburg als schuld kwalificeren maar waarvan de vergoeding volgens het Hof bij de ontvangers niet als rentebate werd belast.
Het Hof oordeelde dat de aandeelhouderslening weliswaar kwalificeert als lening en niet als kapitaal, maar dat dit wel een ‘onzakelijke lening’ betrof. Op grond daarvan moest de berekende rente op de lening voor fiscale doeleinden naar beneden worden bijgesteld, van ongeveer 15,2% naar 2,5%. Vervolgens was van deze 2,5% de rente voor een deel niet-aftrekbaar. Voor zover de lening was gebruikt voor de overname van aandelen, werd de renteaftrek op de lening geacht in strijd te zijn met de wet (‘fraus legis’) en derhalve niet toegestaan. Voor zover de lening zag op de herfinanciering van een bestaande lening, was de rente wel aftrekbaar. Het Hof stelde namelijk dat bij de herfinanciering de ene rentelast de andere vervangt, en dat er daarmee geen sprake is van winstdrainage.
Bij de Hoge Raad lagen nu nog twee punten voor:
- Belanghebbende betoogt dat in dit geval geen sprake zou moeten (kunnen) zijn van fraus legis.
- De Staatssecretaris stelt daarentegen dat ook het deel van de rente dat op de herfinanciering ziet, eveneens niet-aftrekbaar zou moeten zijn onder fraus legis.
Fraus legis ten aanzien van de overnameschuld
De Hoge Raad bevestigt in dit arrest wederom dat wet-fraus legis ter zake van een lening die in beginsel binnen het bereik van artikel 10a Wet Vpb 1969 valt, alleen niet mogelijk is als de lening afkomstig is van een lichaam dat binnen het concern een financiële spilfunctie vervult. Dat had de Hoge Raad al 2023 beslist. Het spilfunctielichaam mag dan ter zake van de lening echter niet louter een doorgeefluik zijn. Hierover formuleerde de Hoge Raad ook in 2023 al bepaalde regels voor de kwalificatie als financiële spilfunctie (zie ook ons eerdere bericht hierover).
Geen fraus legis ten aanzien van de herfinanciering
De Hoge Raad laat het oordeel van het Hof in stand dat het deel van de aandeelhouderslening dat gebruikt is voor de herfinanciering, geen fraus legis betreft. De Staatssecretaris had daarvoor onder andere verwezen naar de Hunkemöller-zaak uit 2021 (zie ook ons eerdere bericht), waarin ook een deel van een aandeelhouderslening niet gebruikt was voor de acquisitie, maar was doorgeleend aan een Duitse dochtervennootschap. In De Hunkemöller-zaak was ook ten aanzien van dat doorgeleende bedrag fraus legis aangenomen.
De Hoge Raad gaat op dit punt mee in de conclusie van de Advocaat Generaal, dat de herfinanciering in de Koffiezaak een andere situatie betreft, omdat het in de Koffiezaak een onzakelijke lening betreft (waarop het lager rentepercentage van 2,5% in aanmerking is genomen), en geen sprake was van doorlening waardoor op een ander niveau renteaftrek zou worden gecreëerd. Daarnaast was van belang dat de overgenomen onderneming en de inspecteur eerder al een compromis hadden gesloten over de bestaande schuld, waarbij geen fraus legis was gesteld door de inspecteur. Hierdoor was de oude schuld geen fraus legis, en kan dus ook de herfinanciering niet alsnog tot fraus legis leiden.
Commentaar KPMG Meijburg & Co
Dit arrest vormt een bevestiging van eerdere rechtspraak, waarin renteaftrek op aandeelhoudersleningen voor overnames eveneens niet werd geaccepteerd. Zelfs als artikel 10a Wet Vpb 1969 niet in stelling kan worden gebracht omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan, kan de renteaftrek worden geweigerd op basis van fraus legis indien de financiering als gekunsteld kan worden aangemerkt en leidt tot winstdrainage. De Hoge Raad heeft nog wel een safe-harbourregel gemaakt. Indien de lening is betrokken van een concernlichaam dat een zogenoemde financiële spilfunctie heeft, is geen sprake van fraus legis. Tot slot is het fiscale landschap aanzienlijk gewijzigd in de vijftien jaar sinds het belasting jaar van de Koffiezaak. Hybride structuren en hybride financiële instrumenten worden bestreden onder de ATAD2-wetgeving (sinds 2020), internationale mismatches ten aanzien van transfer pricing kunnen worden gecorrigeerd (sinds 2022), en sinds 2019 kan de earningsstrippingmaatregel de renteaftrek in belangrijke mate beperken. Dit naast de bestaande renteaftrekbeperkingen van art. 10a en art. 10b Wet Vpb 1969, en fraus legis om niet te vergeten. De slotsom is dat er vele obstakels zijn om rente, en dan vooral rente op leningen van verbonden lichamen en verbonden natuurlijke personen, in aftrek te brengen.
Wil je meer weten, neem dan gerust contact op met ons of met je gebruikelijke Meijburgadviseur.