Internetconsultatie aanpassing definitie fonds voor gemene rekening en introductie van een afmeldregeling

16 december 2025
Internetconsultatie aanpassing definitie fonds voor gemene rekening en introductie van een afmeldregeling

Op maandag 15 december 2025 is een internetconsultatie gestart over een aanpassing van de definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr). In de eerste plaats wordt voorgesteld om de verwijzing naar begrippen in de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan te passen. Daarnaast wordt een optionele fgr-afmeldregeling voorgesteld voor fondsen met maximaal twintig participanten. Op grond van deze aan regeling kunnen deze kleine(re) fondsen ervoor kiezen om als fiscaal transparant te worden behandeld. Overige kenmerken van het fgr, zoals het beleggingscriterium en de uitzondering voor het inkoopfonds, blijven vooralsnog ongewijzigd.

De herziene fgr-definitie

Kern van het voorstel

Onder de voorgestelde, nieuwe wettekst wordt als een fgr – en dus als zelfstandig belastingplichtig – aangemerkt: een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden: 

  1. dat een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) is als bedoeld in artikel 1:1 Wft;
  2. waarvan de deelgerechtigdheid in dit fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid, waarbij de bewijzen van deelgerechtigdheid niet als verhandelbaar worden aangemerkt indien vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fgr (inkoopfonds); en
  3. dat niet reeds vanwege zijn rechtsvorm zelfstandig belastingplichtig is.

Andere Wft-begrippen

Beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten

In de Wft terminologie worden beleggingsinstellingen onderscheiden in ‘fondsen’ en ‘maatschappijen’. Een van de gesignaleerde knelpunten is dat de huidige fgr-definitie verwijst naar de begrippen beleggingsfonds en fonds voor collectieve belegging in effecten van artikel 1:1 Wft. Het verwijzen naar dit specifieke ‘fonds’-begrip kan echter verdere kennis vereisen van het financieel toezichtrecht, en kan met name bij buitenlandse fondsen tot een lastigere beoordeling en discussies leiden.

In de herziene definitie wordt daarom verwezen naar de meer omvattende begrippen ‘beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft’. Onder deze omschrijving vallen zowel rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen (beleggingsmaatschappijen) als niet-rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen (beleggingsfondsen). Als gevolg hiervan is het duidelijk dat ook buitenlandse personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid als fgr kunnen kwalificeren. 

Voor de vraag of sprake is van een beleggingsinstelling of icbe als bedoeld in artikel 1:1 Wft dient het fonds, aldus de toelichting, te voldoen aan de voorwaarden die daartoe in de zogeheten AIFM-richtlijn dan wel de icbe-richtlijn worden gesteld. Hierbij wordt ook verwezen naar de wetsgeschiedenis van de Wft. 

Niet reeds vanwege zijn rechtsvorm zelfstandig belastingplichtig 

Nieuw is de voorwaarde dat slechts sprake is van een fgr indien het beleggingsvehikel niet reeds vanwege zijn rechtsvorm zelfstandig belastingplichtig is. Een lichaam dat reeds fiscaal zelfstandig belastingplichtig is vanwege zijn rechtsvorm – bijvoorbeeld, een besloten vennootschap of een buitenlandse vergelijkbare rechtsvorm – kan namelijk onder de voorgestelde herziene fgr-definitie tevens als fgr worden aangemerkt. Om deze samenloop en discussie te voorkomen, is de voorwaarde opgenomen dat slechts sprake is van een fgr indien het beleggingsvehikel niet reeds op grond van zijn rechtsvorm als een fiscaal zelfstandig rechtssubject wordt behandeld. 

Aanpassing definitie transparant fonds

In samenhang met de voorgestelde, herziene definitie van het fgr wordt ook voorgesteld de definitie van het transparante fonds aangepast. Met die aanpassing wordt voorkomen dat een bv of nv onder bepaalde omstandigheden opeens fiscaal transparant zou zijn. 

Afmeldregeling: op verzoek niet aangemerkt als fgr

Er wordt voorgesteld om de kleinere fondsen de mogelijkheid te bieden om zich af te melden als een fgr, met als gevolg dat deze fondsen fiscaal transparant zijn. Dit wordt de afmeldregeling genoemd. Deze afmeldregeling moet gaan functioneren naast het zogeheten ‘inkoopfonds’ dat eveneens tot fiscale transparantie van het fonds leidt. De afmeldregeling is aan voorwaarden onderworpen. Het gaat om drie cumulatieve voorwaarden die hierna worden besproken.   

  1. Niet meer dan twintig participanten
    Het toepassen van de afmeldregeling – met fiscale transparantie als gevolg – mag er niet toe leiden dat het vermogen van het fonds en diens baten, lasten en kosten voor Nederlandse fiscale doeleinden aan meer dan twintig participanten worden toegerekend. Dit betreft een doorlopende toets. Uitzondering geldt voor het geval waarin het bewijs van deelgerechtigdheid overgaat krachtens erfrecht en de overschrijding als gevolg daarvan een tijdelijk karakter heeft (in beginsel wordt onder tijdelijke verstaan: een termijn van twaalf maanden na afwikkeling van de erfenis).
  2. Informatieverplichting
    Een fonds dat gebruikmaakt van de afmeldregeling heeft een informatieverplichting. Die verplichting komt erop neer dat het fonds gegevens en inlichtingen moet verstrekken die voor de belastingheffing van belang zijn (zoals het adres, de woon- dan wel vestigingsplaats en BSN- dan wel RSIN-nummer). Dit moet het fonds doen bij het indienen van het verzoek én bij iedere latere wijziging ten aanzien van de deelgerechtigden in dat fonds.
  3. Eenmaal per fonds
    De laatste voorwaarde komt erop neer dat de afmeldregeling slechts eenmaal ten aanzien van een fonds mag worden toegepast. Heeft het fonds eerder gebruikgemaakt van de afmeldregeling en is die regeling c.q. transparantie op enig moment beëindigd omdat niet langer aan de voorwaarden werd voldaan of omdat het fonds daar om had verzocht, dan kan niet nogmaals van de afmeldregeling gebruik worden gemaakt. 

Tijdstip indienen verzoek 

Als een fonds gebruik wil maken van de afmeldregeling, dan moet het daartoe verzoek, 

  • indien het fonds in Nederland is gevestigd: uiterlijk zijn ingediend in het jaar waarin het fonds voor het eerst als fgr zou worden aangemerkt;
  • indien het fonds niet in Nederland is gevestigd maar wel Nederlandse inkomen geniet: uiterlijk zijn ingediend in het jaar waarin het fonds voor het eerst belastingplichtig zou worden in Nederland indien de afmeldregeling niet zou hebben bestaan; dan wel
  • in elk ander geval: in een jaar naar keuze van het fonds. 

In het jaar waarin de afmeldregeling voor het eerst toepassing vindt, kunnen ook de fondsen die op 31 december van het voorafgaande jaar als fgr kwalificeren gebruikmaken van de afmeldregeling, mits zij aan de voorwaarden voldoen. Dit geldt ook voor de fondsen die gebruikmaken van het overgangsrecht zoals opgenomen in de Wet overige fiscale maatregelen 2026. De fondsen die aan de voorwaarden voldoen en de afmeldregeling willen toepassen, moeten die keuze uiterlijk in het jaar van inwerkingtreding van de afmeldregeling kenbaar maken.

Commentaar KPMG Meijburg & Co

Bijna een jaar na introductie blijft het gewijzigde fgr-begrip in de praktijk tot onduidelijkheden en knelpunten leiden. Met de voorgestelde aanpassingen in de fgr-definitie worden twee van de drie geconstateerde knelpunten geadresseerd. Hierbij blijft het consultatiedocument balanceren tussen de doelstellingen om familiefondsen als transparant te kwalificeren (en daarom wél een link met de Wft te behouden), maar (vastgoed)fondsen met veel deelnemers juist als één belastingplichtige entiteit aan te merken (en dus enkel een afmeldregeling voor kleine fondsen te bieden). Desalniettemin is het positief dat het Ministerie van Financiën relatief snel actie onderneemt met als doel een betere en duidelijkere definitie van het fgr te formuleren.

De verwijzing naar het bredere Wft-begrippen ‘beleggingsinstellingen’ en ‘icbe’ ondervangt een deel van de discussiepunten bij de kwalificatie van buitenlandse fondsen. De koppeling met de Wft blijft echter behouden, waardoor van belang blijft wat de status van een fondsentiteit is onder het financiële toezichtrecht. 

De afmeldregeling biedt daarnaast een praktisch alternatief om beoogde transparantie van fondsen te behouden, en in voorkomende gevallen internationale mismatches te verhelpen. De voorgestelde afmeldregeling biedt een fonds met een beperkt aantal participanten een alternatief voor de structurering als inkoopfonds, wat in de praktijk soms zowel commercieel als praktisch niet wenselijk is. De afmeldregeling kan worden toegepast door zowel binnenlandse als buitenlandse fgr’s, ongeacht of de kwalificatie als fgr tot een belastingplicht voor de vennootschapsbelasting zou leiden.

Tot slot benadrukken wij dat het om een consultatievoorstel gaat. Het geconsulteerde wetsvoorstel is daarom nog onderhevig aan wijzigingen. De consultatie loopt tot 2 februari 2026. Naar verwachting zal een eventuele wetswijziging naar aanleiding van deze consultatie op zijn vroegst per 1 januari 2027 in werking kunnen treden.

Wil je meer weten, neem dan gerust contact op met ons of met je gebruikelijke Meijburgadviseur.

© 2025 Meijburg & Co is een Nederlandse maatschap van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348
en is aangesloten bij de wereldwijde KPMG organisatie van onafhankelijke entiteiten verbonden aan KPMG International Limited, een Engelse private company limited by guarantee.
Alle rechten voorbehouden.